Dorpshuizen en ruimtelijke ordening

Natuurlijk hebben besturen van dorpshuizen vaak al hun handen vol aan het reilen en zeilen van hun accommodatie, de exploitatie, het beheer, de vrijwilligers etc. Moeten zij zich dan ook nog eens verdiepen in zaken die we gemakshalve onder de noemer van de ruimtelijke ordening scharen? Het antwoord is ja, en dat geldt zeker als het dorpshuis plannen heeft voor veranderingen. Dit artikel helpt u op weg door het doolhof van regelingen. En het goede nieuws is: in de toekomst mogen we minder regels verwachten.

Het kan dan ook geen kwaad om eens te kijken wat het gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en leefomgeving kan betekenen. Hieronder volgt daarover in een aantal korte passages uitleg. We kijken dan vooral naar dorpshuizen.

Dorpshuizen blijven én veranderen

Met de wereld mee verandert ook de functie van dorpshuizen. Maar wat niet verandert, is hun centrale ontmoetingsfunctie. Datzelfde geldt voor verenigingsgebouwen, buurthuizen, dorpskamers of hoe deze in de praktijk ook genoemd worden. Het dorpshuis is van oudsher een belangrijke sociaal-culturele voorziening. De laatste jaren zie je dat het aantal functies verder uitgebreid wordt waardoor gebouwen met steeds meer functies ontstaan, kortweg MFA’s of MFC’s.

Wanneer kom je nu in aanraking met het ruimtelijk beleid?

Denk dan bijvoorbeeld aan de verbouw of uitbreiding van het gebouw of in een ander geval: verkopen van het bestaande gebouw en het betrekken van een nieuw onderkomen. Net als alle andere gebruiksactiviteiten in onze leefomgeving worden dorpshuizen in bestemmingsplannen geregeld. Daarin staat een regeling voor de gebruiksmogelijkheden (welke functies zijn toegestaan) en voor de bebouwing (hoe groot mag de bebouwing zijn). In de komende jaren worden de bestemmingsplannen geleidelijk aan vervangen door omgevings-plannen. Waar vinden we de informatie over die ontwikkelingen? En waar moeten we vooral op letten?

Ruimtelijke ordening op verschillende niveaus

Het beleid over onze leefomgeving wordt door het Rijk, de Provincie en door gemeenten gevoerd. Ieder met eigen verantwoordelijkheden en taken, zoals wettelijk is vastgelegd. We richten ons hier op gemeentelijke plannen en eerst op het bestemmingsplan. Dat is het enige juridisch bindende plan, het is integraal én het zegt niet alleen iets over de huidige situatie, maar ook over welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Vergunningaanvragen worden hieraan getoetst.

Dat kan voor dorpshuizen en verenigingsgebouwen van belang zijn, ingeval van bijvoorbeeld extra functies vanwege de noodzaak tot extra inkomsten, vanwege de vraag of vormen van horecagebruik wel of niet mogen, of verhuur aan andere gebruikers mag plaatsvinden én of ruimtes voor andere functies mogen worden gebruikt. En ook bij verbouwing of nieuwbouw heb je als bestuur met het bestemmingsplan te maken.

Hoe ziet een bestemmingsplan eruit en wat staat erin?

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • een digitale verbeelding (‘kaart´), waarop alle bestemmingen zijn aangegeven;
  • regels waarin staat waar en in welke omvang gebouwd mag worden en welk gebruik is toege-staan;
  • een toelichting, waarin een gemeente zijn beleid beschrijft: wat is de achtergrond van bestemmingskeuze en regeling?

Bestemmingsplannen komen in allerlei soorten en maten voor: bijvoorbeeld voor een woonwijk, een stads- of dorpscentrum, voor een heel dorp, een bedrijventerrein of het buitengebied van een hele gemeente. Ze worden volgens gestandaardiseerde bestemmingsnamen en aanduidingen opgezet, maar de gemeenten hebben een eigen bevoegdheid om aan die bestemmingen inhoud te geven.

Het doel van bestemmingsplannen is om een goede verdeling van de (schaarse) ruimte te krijgen om zodoende de belangen zo goed mogelijk met elkaar in evenwicht te brengen. Over een bestemmingsplan moet je het kortom met elkaar eens worden; immers de beschikbare ruimte neemt niet toe.

Hoe zijn dorpshuizen geregeld?

Binnen dat hele scala aan functies, horen dorpshuizen (wijkcentra, buurthuizen) tot een maatschappelijke functie.
Dorpshuizen, maar ook MFC’s of MFA’s, zijn in bestemmingsplannen veelal opgenomen onder een bestemming “maatschappelijk”. Dat is een ruime regeling voor allerlei maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kerken, sportaccommodaties (als een sporthal), sociaal-medische of sociaal-culturele voorzieningen (waaronder dorpshuizen) en ook voor openbare voorzieningen (bijvoorbeeld een gemeentehuis of brandweergarage). Uitwisselbaarheid met en combinatie van verschillende voorzieningen is ook mogelijk. Verenigingsgebouwen kunnen deel uit maken van een maatschappelijke bestemming, maar kunnen ook onder een sportbestemming vallen, vooral als ze bij een sportveldencomplex voorkomen.

In ondergeschikte mate kan ook horeca of detailhandel mogelijk zijn, maar dan moet dat wel in de gebruiksregels staan. Vaak staat er in het bestemmingsplan een bepaling die zegt dat zelfstandige horeca en detailhandel niet zijn toegestaan, ondergeschikte horeca mag meestal wel. Dat gebeurt om aan de hoofdfunctie – dat is immers een maatschappelijke – geen afbreuk te doen. Voor detailhandel geldt hetzelfde.

Bestaansverbreding met andere functies, kan dat?

De vraag roept zich op in hoeverre in dorpshuizen ook andere functies onderdak mogen krijgen. Vanwege een goede financiële basis voor het dorpshuis kan de situatie zich voordoen, dat ruimtes aan bedrijfsmatige of commerciële functies (moeten) worden verhuurd, zoals een fitnesscentrum, kinderopvang, kantoorruimtes, horeca e.d. Dergelijke nieuwe activiteiten en functies, verbouwingen en/of uitbreidingen worden aan het bestemmingsplan getoetst.

En als een verzoek niet past in een bestemmingsplan?

Dat kan natuurlijk. In dat geval kijkt een gemeente achtereenvolgens naar de volgende mogelijkheden:

  • eerst de vraag: bevatten de regels in een bestemmingsplan zelf afwijkingsmogelijkheden?
  • zo niet, dan kan er een afwijking worden verleend voor een aantal standaardactiviteiten (van beperkt karakter: daarom de ‘kruimelgevallen’ genoemd en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) beschreven);
  • en anders: via een afzonderlijk projectbesluit met een onderbouwing.

Let wel: de gemeente kan op die wijze meewerken, maar moet dit niet. Dat wordt van geval tot geval afgewogen. Om een wijziging doorgevoerd te krijgen, is het van belang dat initiatiefnemers (bijvoorbeeld een dorpshuisbestuur) hun verzoek goed onderbouwen.

Hoe kunt u het bestemmingsplan inzien?

Natuurlijk kunt u op uw gemeentehuis de actuele bestemmingsplannen inzien. Bij de betreffende afdeling is alle informatie beschikbaar. Maar thuis kunt u ook het nodige te weten komen. In een digitale wereld zijn ook bestemmingsplannen digitaal geworden en dat is wel zo makkelijk.
Daarvoor klikt u op: www.ruimtelijkeplannen.nl en dan via ‘een plan bekijken’ op het onderdeel ‘bestemmingsplannen’. Zoek op het adres van uw dorpshuis en het systeem laat de planologische regeling zien als u op ‘detailinformatie’ van de gekozen locatie klikt.

Voorbeelden
Als u bijvoorbeeld naar het dorpshuis in Baflo gaat (u vult dan eerst het adres in), dan zoomt u in op het dorp en komt u op de volgende kaart uit:

U ziet dat de hoofdbestemming “Maatschappelijk” is, waarbij het dorpshuis rood is opgelicht. Maar daarnaast gelden ook nog enkele dubbelbestemmingen. Die hebben in dit geval te maken met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden of de kenmerken van Baflo als wierdedorp. Door op de bestemmingen te klikken, ziet u de inhoud van die bestemmingen.

Hoe zit het met vergunningen?

Bij nieuwbouw of verbouw van een dorpshuis heeft u meestal een omgevingsvergunning nodig. Dat is geregeld in de Wabo (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht). De meeste gemeenten hebben informatie op hun site staan over hoe dit is geregeld. Alleen voor activiteiten met een beperkt karakter geldt geen vergunningsplicht en volstaat een melding. Dat kan in bepaalde gevallen een dakkapel, een tuinhuisje of een beperkte verbouwing zijn. Welke dat in uw situatie precies zijn, kunt u het beste bij de gemeente navragen.

Op het Omgevingsloket Online (kortweg OLO) kunt u een vergunningencheck doen (hebben we een vergunning nodig of niet?). Zo ja, dan kunt u die digitaal indienen (www.omgevingsloket.nl). Bij een vergunning moet er een concreet zicht bestaan op uw nieuwe plannen. Maar u kunt bij veel gemeente ook nog steeds een papieren vergunning indienen. Deze print u dan uit vanuit het Omgevingsloket en brengt u bij uw gemeente. Dan start de procedure. Voor een gewone ‘reguliere’ omgevingsvergunning (die past binnen het bestemmingsplan of een ‘kruimelgeval’ is) moet u rekenen op een beslistermijn van acht weken (van aanvraagbevestiging tot het nemen van een besluit). Deze termijn kan met zes weken worden verlengd.

Voor de procedure van een ‘uitgebreide’ omgevingsvergunning is de termijn zes maanden. Immers, er is sprake van een nieuwe situatie, die niet in het bestemmingsplan past, dus ontstaat een langere procedure. Deze termijn kan met zes weken worden verlengd. Op de gemeentelijke sites staat informatie over hoe de procedures verlopen. En anders kunnen de ambtenaren het u ook mondeling toelichten!

Wat verandert er met de Omgevingswet?

Het Rijk is al een tijd bezig om de plannen voor onze leefomgeving te regelen via een nieuwe wet, de Omgevingswet (zie ook: www.omgevingswetportaal.nlwww.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.).

Bij de Omgevingswet wordt ingezet op meer overzichtelijke regels. Regels vanuit verschillende sectoren worden samengevoegd in het gemeentelijk omgevingsplan. Naast ruimtelijke regels (voor bouwen en beeldkwaliteit) kunnen dat ook regels zijn op het vlak van horecabeleid, milieubeleid, verkeer, natuur en water.
Gemeenten moeten straks zo’n omgevingsplan voor hun hele grondgebied maken. Zo’n plan ver-vangt op den duur het bestemmingsplan. Daaraan vooraf gaat vaak een visie op hoofdlijnen, een omgevingsvisie genoemd.
Met de Omgevingswet wordt door het Rijk ingezet op:

  • samenhang in de regeling voor onze leefomgeving;
  • overzichtelijke regelgeving en minder afzonderlijke regels;
  • minder toetsen en snellere besluitvorming;
  • ruimte voor initiatieven en zogenaamd ‘lokaal maatwerk’.

Al met al moet hiermee een veilige en gezonde fysieke leefomgeving ontstaan, die doelmatig beheerd, gebruikt en ontwikkeld kan worden.
Ook wil de Omgevingswet meer ruimte bieden voor initiatieven van inwoners, organisaties en bedrijven. Dat kan omdat er meer algemene regels komen en minder gedetailleerde vergunningen nodig zijn.

Behalve in een (integraal) omgevingsplan kunnen gemeenten hun Omgevingsvisie ook uitwerken in aparte programma’s. Die worden vaak voor een specifiek onderdeel opgesteld, bijvoorbeeld voor wonen, wegen, bepaalde milieu- of watersectoren of voor een specifiek onderwerp als fietspaden.

Wat is nu het verschil tussen een bestemmingsplan en een omgevingsplan?

Hoewel een bestemmingsplan zich op een zo goed mogelijke belangenafweging richt, is de inzet ervan primair een ruimtelijke. Bij een omgevingsplan wordt die afweging ruimer. Het gaat om de hele leefomgeving, zodat aspecten als leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid meer in de afweging worden betrokken. Daarmee wordt een omgevingsplan ruimer van opzet dan een bestemmingsplan. Vanwege die integratie van regelgeving worden ook regels uit andere gemeentelijke verordeningen overgenomen, zoals de algemene plaatselijke verordening, de horecaverordening, maar ook bijvoorbeeld vanuit het welstandsbeleid.

Verandert er veel voor dorpshuizen met de Omgevingswet?

Het gaat met de Omgevingswet vooral om een integratie van veel afzonderlijke regelingen. Dat moet leiden tot meer samenhang en overzicht én vlotter toetsen, zodat initiatiefnemers sneller en vollediger een uitkomst op hun verzoek krijgen. Ook als bestuurders van dorpshuizen daarmee te maken krijgen, zal dat positief werken.
Dat wil trouwens nog niet zeggen dat daarmee het beleid zelf gaat wijzigen: een positief beleid aangaande een bestemming hoeft immers niet te wijzigen, als het beleidsinstrument wijzigt.
Vergelijk het met een orkest: met je eigen instrument kun je op zich best een goed nummer spelen, maar met alle instrumenten samen kun je hetzelfde nummer beter op elkaar afstemmen en klinkt het beter.

Voor bestaande situaties zal, net als nu, ook in omgevingsplannen een conserverende regeling worden opgenomen, dat wil zeggen afgestemd op wat er is. Maar ook voor dorpshuizen maakt het omgevingsplan het wel mogelijk dat sterker dan in het planologisch beleid gekeken wordt naar de invloed op de omgeving. Zijn er mogelijk functies die in strijd kunnen komen met het milieubeleid of het horecabeleid? Hoe moeten we daar eventueel voorwaarden aan stellen? Mogen we evenementen rondom ons dorpshuis organiseren? Hoe zit het met de parkeerruimte en uitritten bij het MFA? En met het uiterlijk van het gebouw?

Meer ruimte voor integrale afweging en voor maatwerk, ook specifiek per gemeente, dat is de bedoeling van het omgevingsplan.

Wanneer gaat de Omgevingswet in?

Aanvankelijk 2019, maar inmiddels is de ingangsdatum naar 1 januari 2021 verschoven. Daarnaast blijven vastgestelde bestemmingsplannen rechtsgeldig tot het moment dat ze door een omgevingsplan zijn vervangen. Er mag uitgegaan worden van een overgangstermijn tot 2029. Kortom: houd rekening met een lange overgangstermijn.

Voorbeelden?

Verschillende gemeenten experimenteren al in het licht van de komende Omgevingswet.
Zo heeft binnen de provincie Groningen bijvoorbeeld de gemeente Oldambt al een omgevingsvisie opgesteld. Oldambt is daarnaast ook bezig om voor Bad Nieuweschans een uitwerking te maken richting een Omgevingsplan. Ook Stadskanaal, Zuidhorn en Appingedam experimenteren met de Omgevingswet.

Wat kunnen we nu concluderen?

  • Dorpshuizen zijn veelal in bestemmingsplannen goed geregeld met een maatschappelijke bestemming. Bij gewenste uitbreiding of verbouw wordt getoetst aan de planregels.
    Bij een functieverandering, zeker richting commerciële functies, moet een aparte afweging plaatsvinden met zo nodig een omgevingsvergunning of een bestemmingswijziging.
  • Het is goed om knelpunten maar ook wensen te melden bij uw provinciale kleine kernenorganisatie. Zij kunnen u verder helpen bij toepassing van regelingen. Bovendien kunnen dorpshuizen zo van elkaar leren.
  • Laat u zich verder adviseren door gemeenten over wat mogelijk is ingeval van veranderingswensen. Zij zijn ervoor.
  • De komende Omgevingswet maakt in de toekomst een meer integrale regeling mogelijk. Dat biedt voordelen vanuit oogpunt van samenhang en minder regeldruk. Ook voor dorpshuizen worden de zaken straks via één vergunning geregeld. Houd er wel rekening mee dat er een flinke overgangsperiode komt voordat bestemmingsplannen tot het verleden behoren.
  • En ten slotte: dorpshuizen blijven in dorpen een essentiële voorziening. Welke planvorm ook van toepassing is, in de keuze van een bestemming zal daarmee altijd rekening moeten worden gehouden.

Ton Hoekstra