Bewonersorganisaties antwoord op de hedendaagse demografische en ruimtelijke ontwikkelingen

Vrije marktwerking faalt in het bieden van oplossingen voor kwesties als krimp, vergrijzing en voorzieningenschaarste op het platteland. Hierdoor wordt de noodzaak van bewonersinitiatieven ter verbetering of behoud van leefbaarheid in het dorp, steeds manifester. Dorpsbelangenverenigingen en andere bewonersinitiatieven met een activerende rol kunnen hierin een belangrijke factor zijn. Zij bieden hiermee antwoord op de hedendaagse demografische en ruimtelijke ontwikkelingen waarmee dorpen geconfronteerd worden zoals krimp, vergroening en vergrijzing.

Dit is een van de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek dat Tine de Moor, hoogleraar sociaal-economische geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht, in opdracht van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) deed. Aan het onderzoek werkten ook twee Drentse dorpen mee. De onderzoekster ging in gesprek met vertegenwoordigers van Dorpsbelangen Schoonloo en dorpsraad Exloo.

Lees hier het volledige onderzoek. In de loop van dit jaar zullen de resultaten ook in brochurevorm worden gepresenteerd. De resultaten zullen op 13 oktober ook nader worden toegelicht op de Drentse Dorpendag in Oosterhesselen.

Juist op het platteland en in kleine kernen zijn deze veranderingen voelbaar. De grote thema’s op dit moment zoals energietransitie en klimaatverandering, de druk op de Randstad en krimp, vergrijzing, ontgroening op het platteland, veranderende zorg(organisatie)behoeften, voorzieningenschaarste en leegkomende agrarische bebouwing hebben enorme impact op dorpen en kleine kernen. Het gaat zowel om bedreiging als kans. Maar bovenal om de leefbaarheid en de toekomst van gemeenschappen. In een maatschappij waarbij de burger steeds meer aan zet is, is in dorpen en kleine kernen de rol van de bewonersoverlegorganisatie (boo) van essentieel belang. Kleine plattelandsgemeenschappen zijn van oudsher goed georganiseerd in dorpsraden, dorpsbelangen  etc.  Maar zijn zij in staat te anticiperen op een veranderende wereld?

LVKK vroeg Tine de Moor te onderzoeken[1] hoe boo’s zichzelf kunnen heruitvinden door in te spelen op nieu­we uitdagingen, in eerste plaats gecreëerd door de ontwikkelingen op het gebied van burgerbetrok­kenheid. Het onderzoek wijst uit dat boo’s last hebben van de afstand tot de overheden. Tine de Moor heeft onderzocht of zij door samenwerking of tenminste onderlinge afstemming die afstand ook zouden kunnen verkleinen. Daarnaast zijn ook andere recente ontwikkelingen en hun uitwerking op de functies van boo’s onderzocht. Belangrijke uitkomsten zijn dat boo’s vanuit de vier rollen – representatief, adviserend, verbindend en activerend – met name in de laatste twee rollen een toegevoegde waarde hebben. De verbindende functie biedt nieuw perspectief. Daarbij gaat het om zowel het verbinden van bewoners, overheden en initiatieven binnen het dorp, als dorpsoverkoepelende projecten. Boo’s kunnen door hun overleg met gemeenten, paden effenen voor burgerinitiatieven.

In het bij­zonder de verbindende functie om, los van het type collectief dat in het dorp of de wijk reeds tot stand kwam, collectieven te ondersteunen maar ook aan elkaar te verbinden biedt interessante perspectieven. De partners van de toekomst voor de boo’s zijn niet langer enkel de lokale overheden maar zeker ook groeperingen van burgers die zich anders willen organiseren, en op een andere manier (via netwerkorganisaties) dan de traditionele wijze (top-down) bij willen dragen aan de samenleving. Tussen de boo’s blijken veel verschillen en door veel boo’s wordt gezocht naar vernieuwing. Vergadering en enquête als inspraakmanieren? Ze zijn er nog. Maar steeds vaker zoeken boo’s nieuwe democratische vormen. De dorpsarena en de ‘Talk of the Town’ voor jongeren zijn hier voorbeelden van.

Met de uitkomsten van het onderzoek gaat LVKK (en de provinciale verenigingen zoals BOKD) boo’s ondersteunen bij de (her)oriëntatie op de eigen functies en taken. Welke kansen en knelpunten liggen er? Hoe kunnen dorpsorganisaties van elkaar leren? En welke inspiratie bieden de voorbeelden uit het onderzoek aan andere boo’s.